Tagarchief: Burgermeester

Onstaan AMK 1907

1907 – 1910

Historisch overzicht vanaf 5 juli 1907 tot heden

Opmaat
In 1870 telde Amersfoort 13.430 inwoners. Daarvan zorgden vier politieagenten voor de veiligheid van de burgers; vier artsen namen de gezondheidsdienst voor hun rekening; drie notarissen behandelden de wettelijke en juridische kant van dood en leven; vier postbodes brachten elke dag 5 à 6 keer de brieven rond en er was één Liedertafel Amersfoort, die mee het culturele leven verzorgde.

In 2007 wonen in de keistad circa 140.000 mensen, zijn er zo’n 80 politiemensen,
30 huisartsen, 10 notarissen, 120 mensen werken bij de post die nog maar vier dagen per week de post bezorgen en is daar het Amersfoorts Mannenkoor dat met gepaste vreugde zijn honderdjarige bestaan herdenkt.
Statistieken en cijfers zijn bijna altijd interessant en men kan er over het algemeen alle kanten mee uit.
Voor ons is het van belang te weten dat er in de 19e eeuw een mannenkoor in Amersfoort is geweest dat in de vijftigerjaren van die eeuw werd opgericht en pas tegen het eind van de negentigerjaren verdween.
Deze “Liedertafel Amersfoort” was lid van het Nederlandsch Zangersverbond.
Met deze gegevens voor ogen komen vanzelfsprekend de vragen naar boven:
“Hebben de initiatiefnemers van het AMK van het bestaan van de Liedertafel geweten?” en…”Hebben ze bewust de naam van ons koor daarvan afgeleid?”
Op deze vragen zullen we nooit antwoord krijgen.

 

Het Amersfoorts Mannenkoor heeft altijd deelgenomen aan het culturele-, het maatschappelijke- en het sociale leven van Amersfoort. Vanzelfsprekend staat het culturele op de eerste plaats, doch een koor als het AMK heeft nooit voor de maatschappelijke medeverantwoordelijkheid en de sociale noden van anderen de ogen gesloten.
In de loop der jaren hebben duizenden Amersfoorters van de concerten genoten,
want nog altijd geldt: “zang is de verklanking van de emotie, een emotie welke zelf weer haar oorsprong vindt in het diepe gevoelsleven van de mens”.
De voormalige burgemeester van Amersfoort, de heer H. Molendijk heeft het eens als volgt verwoord:
“Een zangkoor kan onberispelijk zingen, jaarlijks een uitstekend concert geven en toch van weinig betekenis zijn voor het culturele leven van de stad.
Ons Mannenkoor weet bij a1lerlei gelegenheden dienend op te treden en geeft daarmee inhoud en kleur aan het geheel.
Bij velerlei gelegenheid heeft het de samenkomsten gemaakt tot eenvoudige plechtigheden en in dagen van vreugdig herdenken geeft het onze blijdschap op beschaafde wijze vorm.”
In 1946 werd de voorzitter van het AMK, de heer Jan Eppenga, tevens voorzitter van de Sectie Zang en Muziek van de in 1946 gestichte Amersfoortse Gemeenschap (AG). Zo werd het AMK één van de pijlers waarop de AG kon worden gebouwd. En dat er in de naoorlogse dagen (1946) veel moest gebeuren blijkt uit een citaat uit die tijd:
“Een betrekkelijk kleine groep van ingezetenen, ca. 1,5 procent (!), van de gansche bevolking profiteert van de muzikale geneugten. Het overgrote deel van onze stadsbevolking toont geen belangstelling”.
Tussen het AMK en de AG bestond een goede samenwerking.
Later werd de Amersfoortse Gemeenschap omgevormd tot de Amersfoortse Culturele Raad(ACR) en nog later tot het Bureau Kunsteducatie (BKE).
Prelude
Amersfoort was jarenlang een garnizoensplaats van betekenis. Veel militairen bewoonden één van de kazernes die de stad in het begin van de 20e eeuw rijk was.
De soldaten zochten ‘s avonds hun vertier in de binnenstad en de muzikanten van het stafkorps van de 5e Regiment Infanterie gaven af en toe voor de burgerij een concert in de muziektent, die in die tijd in het Plantsoen was geplaatst, of men concerteerde bij bijzondere gelegenheden op het terras van de sociëteit Amicitia.
In diezelfde tijd werd de Centrale werkplaats van de spoorwegen naar Amersfoort verplaatst. De HYSM – Hollandsch Yzeren Spoorweg Maatschappij – zat in de lift; er gingen meer en meer mensen gebruik maken van het “ijzeren paard”, zodat het station gelegen aan het Smallepad te klein werd en men naar een groter onderkomen op zoek ging. De directie vond de nieuwe plaats aan de voet van de Berg recht tegenover hotel “Bellevue”, het latere Monopole en nu “De Eenhoorn” geheten.
Het nieuwe station werd een sieraad voor de stad genoemd, terwijl bovendien elke reiziger als hij het station uitkwam op een bijzondere wijze attent werd gemaakt
op het mooie uitzicht dat de natuur hem bij wijze van spreken gratis aanbood.
Ongetwijfeld zal menig reiziger op dat moment hebben gedacht: “hier zou ik wel willen wonen”.
Wij mogen niet vergeten dat men in het begin van die eeuw over het algemeen van
‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat werkte. Het loon voor al dat werken – over het algemeen veel zwaarder en intensiever dan nu – was niet hoog, zodat er van veel uitgaan weinig sprake was. Men zocht de gezelligheid meer binnen- dan buitenshuis. Vooral in de herfst en in de winter, als het op straat guur en koud was, werd de warmte van de huiskamer opgezocht en zette men de stoelen rond de kachel.
Dan kwamen de verhalen over vroeger los en werd menig lied gezongen.
Van uitgaan kwam niet veel, maar als er eens een feestavond was te vieren, kon men op veel publiek rekenen.
Een dergelijke feestavond werd in juni 1907 in de feestzaal van “‘t Valkje” in de Valkestraat gehouden. Tijdens deze avond vormden vier mensen van de Centrale Werkplaats een kwartet en zongen dat het een lieve lust was.
Deze vier mannen – Graaff, Lagenbach, Pijpers en Windt – waren zo goed dat zij in de pauze het gesprek van de avond werden. Ook twee collega’s van de HYSM, de heren Koerselman en Schooleman, waren over het gehoorde zeer enthousiast en zij roemden het ene nummer nog meer dan het andere. Tijdens hun gesprek voegde een zich voor hen totaal onbekende jongeman van even in de twintig bij hen die, na zich te hebben voorgesteld als onderwijzer Hazendonk, zich verwonderde waarom met dit stemmenmateriaal er nog geen Liedertafel in Amersfoort aanwezig was.
De beide spoormensen hadden hierover nooit nagedacht en men sprak af elkaar na twee dagen weer te ontmoeten. Ieder voor zich zou in die tussentijd het plan overwegen en als men een mogelijkheid zag, dit nader uitwerken.
Men kwam op de afgesproken tijd en plaats opnieuw bijeen en het AMK werd een voldongen feit.
Het driemanschap ging op zoek naar meer zangliefhebbers en om een groter gebied te bereiken plaatste men een oproep in de plaatselijke courant om tot het oprichten van een mannenkoor te komen. Kort daarna kon ‘s avonds een vergadering worden belegd. Het personeel van de Centrale Werkplaats was ruim vertegenwoordigd. Dat was niet zo verwonderlijk als men weet dat de heer Hazendonk op de goede gedachte was gekomen bij de uitgang van de “Wpc” te gaan posten tegen de tijd dat het personeel naar huis ging. In het wilde weg informeerde hij naar zangliefhebbers.
Hij maakte hen attent op de plannen en noteerde ijverig hun namen in een
notitieboekje. Langs deze weg werd bijv. J.H. Hos, oprichter van Zanglust – een koor van geheelonthouders dat juist had opgehouden te bestaan – voor het mannenkoor gewonnen. Hij zou meer dan vijftig jaar lid van het AMK blijven.
Toch vroeg men zich in Amersfoort af of de stad een mannenkoor zou krijgen.
Een plan ontwerpen is immers altijd nog iets anders dan haar tot uitvoer brengen:
Zoals we reeds zagen waren er veel spoormensen op die oprichtingsvergadering
aanwezig, maar ook militairen, “import-Amersfoorters” en enkele autochtone
bewoners vulden de zaal.
Er werd een commissie van 5 personen benoemd die verdere plannen zou ontwikkelen en de opdracht meekreeg een conceptreglement te ontwerpen. Dankzij “de lust en den ijver” van deze commissie was het mogelijk dat al op 5 juli tot oprichting kon worden overgegaan.
Unaniem was men van mening dat de “Zangvereeniging Amersfoort’s Mannenkoor” – een naam die de heer Langeveld bedacht- de juiste was.
Ook werd tijdens diezelfde vergadering de heer Nic. Hazendonk als tijdelijk directeur benoemd en koos men de voorlopige commissie tot bestuur, die de functies onderling verdeelde.
En zo begon op 5 juli 1907 het toen nog ongedachte, maar nu erkende rijke leven van nu het: “Amersfoorts Mannenkoor” (AMK). 

Nic Hazendonk; dirigent van het AMK van 1907-1921

Nic. Hazendonk woonde sinds 1 januari 1907 in Amersfoort. Hij was onderwijzer in school G, een openbare lagere school die in die jaren in de Puntenburgerlaan gevestigd was.
De keus van het AMK om juist hem een tijdelijke aanstelling te geven – al snel werd deze omgezet in een definitieve (11 oktober 1911)- was niet zo vreemd als men op het eerste gezicht wel zou denken. Hij was leerling geweest van de in de mannenkoorkringen zeer bekende Nijmeegse dirigent en componist Leon C. Bouman en behaalde daarna het diploma zang van de Maatschappij ter bevordering van de Toonkunst.
In Amersfoort was hij de man voor de Volkszangklasse. Zijn manier van lesgeven werd ten voorbeeld gesteld aan andere plaatsen in Nederland.
Bovendien was hij organist in de Lutherse kerk en muziekrecensent van het
Amersfoortsch Dagblad.
Het koor ging dan ook vol vertrouwen onder zijn leiding van start.

 

Als repetitielokaal werd de uitspanning ‘t Boompje aan de Heiligenbergerweg in gebruik genomen. In de tuinzaal (serre) vonden de repetities plaats.
Er was altijd een gezellige sfeer in die serre van ‘t Boompje.
Otte, de eigenaar, was wel een beetje trots op het AMK. Kleine kinderen worden groter en op een gegeven moment barstte het AMK compleet uit de serre.
Wat nu gedaan? Men zocht al naar een andere gelegenheid voor de repetities, maar Otte liet het AMK niet gaan en de serre werd vergroot. “En daar stonden we dan tussen puin, balken en opgetaste stenen en zongen zo hard dat de kalk uit de voegen vloog”, vertelde Dirk Mulder jaren later met veel verve en daarbij glinsterden zijn ogen bij die herinnering aan september 1907.
De vereniging groeide dus zeer snel, en dat ondanks het feit dat elf spoormensen reeds in het eerste half jaar bedankten.
Tientallen jaren is men ‘t Boompje trouw gebleven totdat het koor een nieuw thuis vond in de Oranjeboom (inmiddels gesloopt) aan de Leusderweg.
Het Roeierslied van C.C.A. de Vliegh was het eerste lied dat het koor instudeerde.
Het was geen gemakkelijke taak die Nic. Hazendonk op zich had genomen. Hij begon met veertig zangers, waaronder slechts enkele geroutineerde en hij moest zich dan ook de eerste tijd beperken tot het eenvoudig te zingen lied, want – goed pedagoog als hij was – hij voelde dat een te hoog grijpen de zangers zou kunnen ontmoedigen en vermoeien.

 

Toch zag de dirigent kans binnen een jaar zijn eerste concert aan het Amersfoortse publiek aan te bieden, dat werd gehouden in de concertzaal van sociëteit Amicitia.
Medewerkenden waren:
Jeanette G. Molsbergen, sopraan -Utrecht-
Bertr.H. Drilsma, cellist -Amsterdam-
Betsy Poppeldorf, pianiste -Amsterdam-
Het koor zong naast het reeds eerder genoemde Roeierslied, Neêrlands Taal
(aug Stille), De Avond (Jos Jacobs), De Martelaar in het Colyseum (L. de
Rillé), Nimmer Nacht (NH. Andriessen) plus enkele Hollandsche liedjes zoals
Het wildt Vogelijn en het Visschertje.
De toegangsprijs voor dit concert bedroeg f.0,75. Gezinsleden van de mannen van het koor betaalden slechts een kwartje. Volgens de kranten van die tijd was dit concert een goede start voor betere prestaties.
Natuurlijk moest op het succes van die avond gefeest worden.
Op 23 Mei was het zover en met muziek, voordracht en enkele liederen van het koor zelf werd het een onvergetelijke avond.
Het tweede concert -16 februari 1909- werd opnieuw in de concertzaal van Amicitia gehouden. Bestuur en dirigent waren van mening dat het tijd werd composities met medewerking van solisten ten gehore te brengen. Men vond dat in het lied van de bekende G.A. Heinze “Bede” dat werd geschreven voor mannenkoor en bariton. De baritonsolo werd vertolkt door de destijds zeer beroemde en geroemde Jos M. Orelis uit Amsterdam. Vooral de Nieuwe Amersfoortsche Courant was laaiend enthousiast over dit concert.
“De mannen zongen uitstekend en de ijverige bekwame directeur heeft alle eer van zijn werk. De zangers “hangen aan zijn stokje” en laten de minste beweging niet ongemerkt voorbij gaan, integendeel.
Ze droegen alle liederen met gevoel voor. Het langdurig applaus was dan ook wel verdiend. Wanner dit ijverige koor zo voortgaat zich te oefenen en naar het beter strevende, dan kan het wat worden en zal het binnen afzienbare tijd wel een koor zijn dat meetelt in den lande”.
15 juli 1908 Door goedkeuring van de statuten erkent de Minister van Justitie de
“Zangvereeniging Amersfoort’s Mannenkoor”
Daarbij maakt hij de opmerking dat alsnog in de statuten moet worden vermeld dat het door de vereniging gestelde doel zal worden bereikt door “het houden van repetities en het geven van uitvoeringen”. Het bestuur dient de statuten overeenkomstig te wijzigen of te verbeteren en opnieuw in te dienen.
1 augustus 1908 Van deze datum is een document met de volgende inhoud:
Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz, enz, enz. HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN: de overgelegde Statuten van de vereeniging: “Zangvereeniging “Amersfoort’s Mannenkoor””, gevestigd te Amersfoort.
Het Loo, den 1 Augustus 1908. (get.) WILHELMINA.
Deze erkenning was minder dan 30 jaar geldig en binnen die periode moest opnieuw goedkeuring worden aangevraagd voor een nieuwe periode. Zie ook 4 juli 1936. 

30 april 1909.
Volop feest ter gelegenheid van de geboorte van H.K.H. Prinses Juliana.
Het eerste Oranjefeest waarin het AMK een belangrijk aandeel had. In de loop der jaren heeft het mannenkoor bij de geboortes, huwelijken en overlijden van leden van het Oranjehuis steeds door hun muzikale aanwezigheid, hetzij in dagen van vreugde, hetzij in dagen vol droefheid, die dagen tot hoogtepunten van de samenkomsten gemaakt.
Dit eerste Oranjefeest in het bestaan van het AMK werd een openluchtconcert in de muziektent, die toen bij de Monnikendam stond. Dit optreden werd door de feestvierende Keistedelingen zeer gewaardeerd.
Door al deze successen voelden bestuur en dirigent zich in staat deel te nemen aan een “Nationale Zangwedstrijd”. Men vond een geschikte gelegenheid te Zutphen waar een concours werd gehouden ter gelegenheid van het 12½ jarige bestaan van het Zutphens Mannenkoor, op 30 mei 1909.
Elke zichzelf respecterende vereniging had, als ze deelnamen aan een concours, een vaandel bij zich. Het AMK had geen geld en dus … geen vaandel. Een van de leden heeft toen kans gezien om voor de somma van 5 cent een mooi vaandel te vervaardigen. Zo ging men met groot optimisme naar Zutphen en het koor rekende op een eerste prijs. Het koor had ingeschreven in de 3e afdeling en dus moest het lukken.
De teleurstelling was erg groot toen men merkte niet goed gezongen te hebben.
Van de 12 deelnemende verenigingen kregen de Amersfoorters een vijfde prijs.
Toch nog goed voor een bronzen medaille.
Nic. Hazendonk nam in deze periode compositielessen bij Bernhard Zweers, terwijl enkele jaren later Arnold Schönberg zijn leraar was.
Hij componeerde in het begin kleinere werken voor het koor, waarvan hij de
capaciteiten zo door en door kende. Zijn koorwerken uit deze eerste periode zijn als het ware harmonische solfèges, geïnspireerd op de koorklank en ingesteld op de technische problemen van de voor het merendeel ongeschoolde koorleden. Hij hoorde tijdens de repetitie hoe hij schrijven moest en de zangers voelden dat zij door hem te volgen belangrijke vorderingen maakten. Hij liet geen middel onbeproefd om de ontwikkeling van de leden te bevorderen en bracht hen zo spelenderwijs enige theoretische kennis bij.
Zoals zo vele verenigingen in die tijd had ook het AMK geen cent in kas om zelf muziek te kopen. De leden schreven van elkaar de muziek over met alle gevolgen van dien. Sommigen brachten dan ook gruwelijke valse tonen voort!
De oorzaak daarvan lag in het feit dat men geen noot, doch een klad zong!
Men schreef zich in die tijd de vingers blauw aan de vele noten, die in geluid moesten worden omgezet. Soms haakte de kroontjespen, soms ook viel de penhouder op het papier. Een grotere of kleine inktvlek was dan vaak het gevolg daarvan. Wel werd zo’n klad zo goed en zo kwaad als het ging geradeerd, doch niet altijd was de vlek verdwenen en ook werd een inktspat wel eens over het hoofd gezien.
Op de repetitie zag dan de zanger zo’n inktvlek voor een noot aan, met alle
consequenties van dien.
Later kwam men op het lumineuze idee de partijen voor een bepaalde groep, bijvoorbeeld de eerste tenoren, niet meer stuk voor stuk uit te schrijven, doch op eenvoudige wijze te vermenigvuldigen.
Het meest gangbare procédé in die dagen was het hectograferen. Een primitieve en nare bezigheid, waarbij niet alleen de vingers en kleren, doch ook menig tafelkleed kennis maakte met de zeer hardnekkige, niet te verwijderen paarse aniline-inkt.
Deze bezigheid voltrok zich meestal bij de heer Hos thuis. Het resultaat was helaas omgekeerd evenredig aan de inspanning, die voor het totstandkomen van het “meesterwerk” nodig was. Niet alleen zong die bepaalde partij eenstemmig dezelfde klad, doch bovendien kwam het voor, dat de muziek meer pianissimo’s rijker werd, dan de componist had voorgeschreven.
De slecht leesbare gedeeltes van de partij werden namelijk niet zelden heel zacht geneuried, omdat niemand wist wat er precies stond.
In arren moede keerde men dan ook maar weer terug tot het oude overschrijfsysteem, uiziend naar de dag dat er geld genoeg in kas zou zijn om gedrukte partijen te kopen.
2 april 1910 nam het AMK voor het eerst deel aan een propagandaavond van de
vereniging “Het van Hasselt-fonds”. Een filantropische instelling welke zich ten doel stelde het spoorwegpersoneel, dat in het T.B.C. Herstellingsoord te Vorden verpleegd moest worden, financieel te steunen.
Op 17 april werd in Bussum en op 28 mei in Nijmegen aan een concours deelgenomen.
Vooral in Bussum werd men een bittere ervaring rijker. Bijna alle mededingende verenigingen kwamen met geleende krachten uit. “Geen wonder dan ook” – schreef men in het jaarverslag -, “dat wij, die eerlijk toegerust in het strijdperk traden, het moesten afleggen tegen onze minder nauwgezette zusterverenigingen. Ook op onze wijze van zingen viel trouwens wel iets af te dingen, ofschoon wij zulks niet officieel hebben kunnen controleren. Een beleefd verzoek namelijk aan Kunst na Arbeid om ons een afschrift te zenden van de beoordeling der Jury van de door ons gezongen nummers bleef zonder gevolg.”
De Internationale Zangwedstrijd ter viering van het 50-jarig bestaan van de
Kon. Zangvereniging Nijmeegs Mannenkoor bracht voor het AMK in de 3e afdeling opnieuw een vijfde prijs. Het jurylid Völlmar schreef in het rapport: “Dit koor wordt klaarblijkelijk goed geleid. Techniek niet voldoende. Verdient te worden aangemoedigd”.
Toch heeft het concours te Nijmegen behalve een gezellige dag nog iets opgeleverd. Het bestuur van de K.Z.V. Nijmeegs Mannenkoor – het oudste lid van het Verbond – wist de heren Koerselman en Benders van het AMK te overtuigen van het nut lid te worden van het Nederlandsch Zangersverbond.
Tijdens de Algemene Vergadering van 18 juli 1910 werd over dat onderwerp gesproken.
Vooral nu het AMK in Bussum tot de ontdekking was gekomen “hoe ver de knoeierijen kunnen gaan en men ondanks onze afkeuring en vragen daarover geen antwoord wenst te geven, verdient het aanbeveling, dat wij ons tegen deze practijken blijven verzetten.”
Het voorstel om zich bij het Ned. Zangersverbond aan te sluiten wordt met algemene stemmen aangenomen.